Cambodja, officieel het Koninkrijk Kampuchea is een koninkrijk in Zuidoost-Azië. De totale oppervlakte bedraagt, inclusief een aantal eilandjes, ongeveer 180.000 km². Daarmee is het land bijna zes keer zo groot als België. De maximale afstand tussen het oosten en het westen bedraagt 580 km, van noord naar zuid 450 km. Cambodja grenst in het noorden en westen aan Thailand (803 km), in het noorden aan Laos (541 km), in het oosten aan Vietnam (1.228 km), in het zuiden aan de Golf van Thailand (443 km).
Het hart van het Cambodjaanse landschap wordt gevormd door vruchtbare alluviale laaglanden die twee derden van de oppervlakte van het land uitmaken. Deze laaglanden worden in het noorden omringd door de laatste uitlopers van de Himalaya: in het noorden het Dangrekgebergte (max. 500 meter hoog), in het oosten door de Moi-heuvels, in het zuidwesten door de Olifantsketen (max. 900 meter hoog) en in het westen door het Cardamomgebergte. Het laagland en de bergen worden vooral in noordelijk Cambodja van elkaar gescheiden door een overgangszone met savanne en laaggelegen heuvels. De hoogste top van Cambodja is de Phnom Aural met 1.813 meter.
Ongeveer 5% van het huidige Cambodja bestaat uit rivieren en meren. De grootste waterwegen zijn de Mekong, die het land in noord-zuidrichting doorstroomt, en de Tonlé Sap, die in het centrum van West-Cambodja het gelijknamige meer vormt. Bij de hoofdstad Phnom Penh splitst de Mekong zich naar het westen in de Beneden-Mekong en naar het oosten in de Bassac. Beide armen monden via het zuiden van Vietnam uit in de Zuid-Chinese Zee. De Mekong stroomt ongeveer 500 km door Cambodja en is op sommige plaatsen 5 km breed. Opvallend in het Cambodjaanse landschap is het 2.500 km² grote Tonlé Sap (het Grote Meer). Gelegen in het westelijke gedeelte van de centrale vlakte staat het meer, via de 100 km lange Tonlé Sap-rivier, in verbinding met de Mekong. Het visrijke meer van Tonlé Sap is het grootste zoetwatermeer van Zuidoost-Azië. Bijzonder is dat het meer twee stroomrichtingen kent, afhankelijk van het seizoen. Gedurende het moessonseizoen is de Tonlé Sap-rivier veertien meter diep en heeft een oppervlakte van rond de 10.000 km²; daarentegen in het droge seizoen is het meer nauwelijks twee meter diep en heeft het een oppervlakte van bijna 3.000 km².
Lange tijd was Cambodja een van dichtst beboste landen ter wereld. Bij de eeuwwisseling was nog slechts 30% bedekt met bossen, waarvan een deel bestond uit primair regenwoud. Op de berghellingen en de plateaus, plaatsen met veel regenval, komen uitgestrekte tropische regenwouden voor.
In het drogere laagland vindt men meer open loofbos en savannen. Langs de kust groeien mangrovebossen. De centrale vlakte heeft wat loofbossen, maar bestaat voornamelijk uit landbouwgronden. De heuvels in het noorden hebben groenblijvend bos, bamboe en palmen. De hooglanden in het noordoosten, de zuidwestelijke bergketens zijn begroeid met primair regenwoud op de lagere hellingen en met naaldbossen in de hogere regionen. Hier groeien ook de teakbomen en ijzerhoutbomen, gewild vanwege het harde hout.
Cambodja heeft een vrij homogene bevolkingssamenstelling, want ongeveer 90% van de bevolking zijn Khmer, vooral landbouwers. Zij behoren tot de Mon-Khmer, die al sinds de 2de eeuw na Chr. in Cambodja wonen en uit Zuid-China afkomstig zijn. De Khmer zijn onder andere de stichters van het rijk van Angkor en behoren tot een van de oudste bevolkingsgroepen van Achter-Indië. Belangrijke minderheidsgroepen vormen Chinezen, etnische Vietnamezen, Cham en diverse bergvolken.
Wij hopen dat deze reis – een beetje weg van de klassieke route – de nodige belangstelling krijgt.